Voorschoten: Het begin van oorlog en bezetting

door Joop Peeters.

(Uit Voorschotenaren verhalen over Oorlog en Vrede)

In de nog vroege nacht van vrijdag 10 mei 1940 omstreeks drie uur worden de bewoners van Voorschoten gewekt door zwaar motorgeronk veroorzaakt door vele vliegtuigen, kort daarna gevolgd door mitrailleurvuur in de lucht. De mensen komen snel hun bed uit, hangen daarna uit de ramen of staan op hun balcons en zien een vreemd en onbekend schouwspel. Zware transportvliegtuigen veelal met aan een sleep grote zweefvliegtuigen gaan over Voorschoten en ter hoogte van het Haagsche Schouw worden de kabelverbindingen verbroken tussen trekkende en zwevende vliegtuigen. De zweefvliegtuigen beginnen dan aan hun landing op het vliegveld Valkenburg in de gemeente Katwijk en uit de transportvliegtuigen springen mensen, die als eieren, vanwege de vorm van de parachutes, naar beneden dwarrelen en beschoten worden vanaf de grond.

Zelf staan we, als twaalfjarige jongen, met de hele familie op het grote achterbalcon van de woning aan de Leidseweg, alwaar een goed uitzicht is dat vrijwel tot aan de kust reikt. Het vee rent verschrikt door het weidegebied. Dat beseft instinctmatig dat dit het begin van het einde van de rust zal zijn. Zo rond vier of vijf uur, terwijl er nog steeds aanvoer is van parachutisten, wordt het afweervuur vanaf de grond heviger. Ook het Nederlandse leger begint te ontdekken dat de oorlog uitgebroken is.

Een eenzame Nederlandse jager vliegt door de Duitse toestellen en probeert een luchtgevecht. Binnen de kortste keren zien de toeschouwers op de grond het Nederlandse vliegtuig met een grote rookpluim neerstorten ter hoogte van Duivenvoorde. Op dat moment komt voor de meesten pas het besef dat het allemaal echt is en dat je dood kunt gaan in een oorlog. Toch blijft vrijwel iedereen in de open lucht staan kijken naar dat wonderlijke onbekende schouwspel terwijl de kogels over het dorp heen vliegen. Hans Deurloo staat vanaf het terras bij de Gouden Leeuw de oorlog te bekijken en wordt geraakt door kogels vanuit de lucht. Hij overlijdt aan zijn verwondingen en eerst dan wordt duidelijk dat het lopen op straat enzovoorts wel eens voor een burger gevaarlijk kan zijn.

Volkomen onverwacht.

Een eventuele inval door de Duitsers werd wel door pessimisten verwacht aan de oostgrens, maar niet in de omgeving van Leiden. Achteraf zal blijken dat de Duitsers veronderstelden dat het vliegveld Valkenburg al gereed was en dat ook het kleine vliegveld bij Maaldrift in Wassenaar groter was dan in werkelijkheid. De Duitsers wilden beide vliegvelden gebruiken om via deze velden het Nederlandse leger in de rug aan te vallen. Dat mislukt. De meeste vliegtuigen, die menen op een landingsbaan terecht te komen in Valkenburg zakken gewoon weg in de drassige grond en zijn niet meer operationeel, terwijl ook diverse bemanningsleden omkomen bij die te zachte landingen waarbij vliegtuigen over de kop gaan en daarna in brand geraken. De gehavende luchtlandingstroepen worden fel bestreden door de Nederlandse militairen gelegerd in de directe omgeving. Vrijwel het gehele dorp Valkenburg wordt plat geschoten.

Daarvan hebben de bewoners van Voorschoten die eerste uren van de oorlog nog geen weet. Ze kunnen het alleen vermoeden. Ook de ongeveer duizend militairen in Voorschoten, Voorschoten is garnizoensplaats, doen de eerste uren niets. In de memoires van Dr. M. Van der Stoel, schrijft hij: ’Een hoge Nederlandse officier zegt tegen mij: ’Dat is geen oorlog, dat is gewoon een oefening.’ Eerst tegen de morgen dringt het ook door in het Voorschotense garnizoen, dat inderdaad de oorlog uitgebroken is.’

Garnizoensplaats.

Voor een goed begrip omtrent de toestand in Voorschoten op die fatale 10e mei 1940 putten we o.a. uit de memoires van Dr. M. Van der Stoel.

In de jaren 1930-1940, de beruchte crisisjaren, is Voorschoten een arm, in hoofdzaak agrarisch dorp van 6000 tot 7000 zielen met een kleine kern en verder lintbebouwing vanaf de Papelaan tot aan de Vink. In het westen kasteel Duivenvoorde, in het oosten de Zilverfabriek. De kern rond de oude kerk bestaat uit de Voorstraat met zijn nog steeds bestaande café’s onder de eeuwenoude lindebomen, de Schoolstraat en de Molenlaan als haven. De pogingen om van Voorschoten een forenzen-villadorp te maken door bebouwing van de Wijngaardenlaan en het terrein tussen Wijngaardenlaan en Papelaan, omstreeks 1925 met veel overtuigingskracht in de regionale bladen aangekondigd, is op een fiasco uitgelopen. De pas afgebouwde huizen aan de Willem de Zwijgerlaan, Oranjekade, Narcisstraat kunnen niet aan de man gebracht worden, vele huizen blijven tijden lang half afgebouwd als skeletten staan doordat de aannemers failliet zijn gegaan. Het geheel geeft aan de straten een triest aanzien: Voorschotenis in die tijd meer een dorp van afbraak dan een dorp in opbouw.

De crisisjaren kondigen zich aan, dat wil zeggen er komt een periode van voor de jongere generatie ongekende armoede en werkloosheid. De vele gedupeerden moeten dagelijks een stempel halen in de daartoe aangewezen lokalen en verpauperen in alle opzichten. Er wordt door de rijksoverheid geen werkgelegenheid gecreëerd en dat terwijl er genoeg projecten te bedenken zijn. De werkloosheid in Nederland neemt iets af op het moment dat de voorboden van een nieuwe wereldoorlog zich aankondigen. In Duitsland is in 1933 Hitler overrompelend aan het bewind gekomen. De overwinnaar van de Eerste Wereldoorlog wanen zich veilig mede door de Volkerenbond en Hitler kan zijn slag slaan.

Nederland heeft feitelijk in eeuwen geen oorlog van enige omvang meegemaakt, wanneer de Franse bezetting rond 1800, de Tiendaagse veldtocht van koning Willen I tegen België in 1830 en de onder-gezag-breng-acties in Nederlands Indië ( Atjeh, Van Heutz) buiten beschouwing worden gelaten. Het parool voor de buitenlandse politiek luidt: Nederland blijft neutraal en zal zijn neutraliteit verdedigen. Kennis en begrip voor wat zich buiten Nederland afspeelt, is er eigenlijk niet. Nederland is een braaf, ingedommeld, agrarisch, ijverig, rustig land met een gedwee volk. De grote Nederlandse havensteden zijn erg afhankelijk van het Duitse achterland, zodat men ook uit dien hoofde maar liever struisvogelpolitiek bedrijft. Vele Joden worden aan de grens geweerd als zij trachten te vluchten naar veiliger oorden. Nederland laat geen enkele Jood toe, want anders wordt Hitler misschien boos.

Toch wel verontrust besluit de Nederlandse regering om in augustus 1939 de algemene mobilisatie af te kondigen. Voorschoten heeft zich aangemeld als garnizoensplaats. Er wordt in Voorschoten plaats gemaakt voor soldaten behorende bij het depôt veldartillerie uit Leiden en wel op het terrein van het latere Marine Opkomstcentrum (MOC). Officieren worden bij burgers ingekwartierd. Er zijn nauwelijks voldoende barakken voor de soldaten en ze worden daarom ook ondergebracht in de half afgebouwde woningen in de omgeving van de Willem de Zwijgerlaan. De bewapening van het depôt veldartillerie Voorschoten bestaat uit enige kanonnen, die nog voortbewogen worden door paarden. Zowel de kanonnen uit de vorige eeuw als de paarden zijn oud. Enkele officieren met minstens twee sterren op hun kraag berijden veelal hun eigen paarden. Voor de meeste soldaten zijn er geen handwapens beschikbaar, ze oefenen voorlopig met bezemstelen.

De soldaten zorgen voor vertier en vermaak in het dorp. Als jongen van twaalf jaar staan we te kijken als de biggen (nieuwe soldaten) gedrild worden. De eerste weken lopen ze in burger, maar geleidelijk aan krijgen ze militaire uniformen en worden zelfs bewapend met geweren, die in de oorlog 1914-1918 zo doeltreffend bleken. De soldaten zijn vrolijk, want ze zijn blij te behoren tot de groep, die bij een eventuele oorlog niet direct ingezet zal worden. Ze denken het veel beter te hebben dan de soldaten gelegen langs de grens met Duitsland, want wanneer de Duitser Nederland zal binnen vallen (Hij komt niet zegt, minister Colijn nog begin mei 1940 en raadt iedere Nederlander aan rustig te gaan slapen) dan doet hij dat zeker aan de oostgrens.

Die soldaten staan ongelovig op de 10e mei 1940 in Voorschoten naar de lucht te kijken. De Voorschotenaar denkt veilig en beschermd te zijn met al die soldaten in het dorp, maar die soldaten zijn bang en hun officieren weten niets van en over oorlog voeren en weten dat de meeste kanonnen niet eens schietklaar zijn. Met enige moeite kon er tijdens de mobilisatie met enige kanonnen gevuurd worden op het schietterrein in Katwijk, de meeste kanonnen zijn onbruikbaar en bovendien is er te weinig munitie.

Een deel van de manschappen wordt met de nog bruikbare kanonnen naar het Haagsche Schouw gestuurd en moeten daar in een man tegen man gevecht de Duitse parachutisten bestrijden.

De volwassenen in Voorschoten gaan veelal de eerste dag van de oorlog naar hun werk voor zover zij hun werkkring in Voorschoten hebben. Voor de jeugd betekent de eerste oorlogsdag vrij van school. De Pinkstervakantie wordt met één dag vervroegd.

De vijf Oorlogsdagen.

De eerste oorlogsdag is voor de Voorschotenaren een soort angstige droom welke wakend doorgemaakt wordt. De aanvoer door de Duitsers van parachutisten richting Valkenburg is stop gezet. Wel scheren af en toe Duitse jagers door de lucht en blijken bereid te schieten op alles wat op de grond beweegt. Het is een dag vol geruchten. De een zegt dat de Duitsers in Valkenburg volkomen in de pan gehakt zijn, maar de ander ontkent dit want er is nog steeds geweer- en mitrailleurvuur te horen. De soldaten lopen nog steeds weinig georganiseerd rond. Een groep is richting het Haagsche Schouw gegaan, weer anderen hebben om de vijftig meter controleposten opgezet. Iedereen wordt aangehouden en zelfs de pastoor van de Laurentiuskerk ontkomt niet aan die aanhoudingen, terwijl hij op zijn dagelijkse tocht langs de zieken gaat. De radio waarschuwt voor een zogenoemde ’vijfde colonne’. Duitsers schijnen zich vermomd te hebben als priesters, nonnen en verpleegsters. Niet alleen is het erg onrustig in Noord-Voorschoten, waar rond het Haagsche Schouw gevochten wordt om de brug, maar ook in Zuid-Voorschoten, dat te maken krijgt met de gevechten rondom het vliegveld Ypenburg. Ook daar zijn paratroepen neergedaald en blijken al snel de overhand te krijgen.

Leden van de Luchtbescherming beklimmen de dorpstoren om vanaf de omloop een goed zich te hebben op eventueel naderende vliegtuigen. Regelmatig wordt de luchtalarmknop ingedrukt. Vrijwel niemand trekt zich daar ook maar iets van aan. De seinen worden niet begrepen. Dat blijkt overal in het land zo te zijn. Via de radio worden daarom ieder uur de luchtalarmseinen verklaard: Het begin van het luchtalarm wordt gegeven door seinen van verschillende toonhoogten, gevolgd door een jankende toon. Het eindsignaal is een langdurig signaal van gelijke toonhoogten.

De tweede dag, zaterdag, is het stiller dan gewoonlijk in het gemeentelijk badhuis. De militiren ontbreken en niet iedereen durft meer ver van het eigen huis te gaan. De winkels in het dorp krijgen het drukkert dan gewoonlijk. Een belangrijk deel van Voorschoten doet op zaterdag inkopen in Leiden, maar Leiden is vrijwel onbereikbaar en dus worden inkopen in eigen dorp gedaan voor de zondag en de maandag, het is namelijk Pinksteren en ook nog Moederdag.

Inmiddels hebben de wachters van de luchtbescherming op de Dorpstoren ontdekt dat ze een gemakkelijk doelwit zijn voor de Duitse vliegtuigen. Ze vertonen zich niet meer op de omloop, maar zoeken de ruimte af door de kleine kuiken in de nok van de toren. Bij de boekhandels Emeis en Volkers is er en run op verduisteringspapier. Nu het ernst begint te worden, mag er geen streepje licht meer uit de woningen komen tijdens de nachtelijke uren.

De derde en vierde dag is het Pinksteren en horecamensen kunnen die twee feestdagen in huiselijke kring doorbrengen, want alle drank- en eetgelegenheden, evenals bioscopen en schouwburgen zijn op last van Hogerhand gesloten. Het is tevens verboden meer etenswaren in te slaan, dan noodzakelijk is voor het dagelijkse gebruik. Eveneens op last van Hogerhand worden alle ingezetenen afkomstig uit Duitsland, evenals leden van de NSB geïnterneerd of krijgen huisarrest. Een schokkende maatregel voor die Duitse gezinnen, die na 1933 vanwege Hitler Duitsland ontvlucht zijn en thans als vijand worden gezien.

De vijfde dag, dinsdag 14 mei, worden bommen afgeworpen vanuit Stuka’s, Heinkels en Messerschmids in de omgeving van de Hofweg. Vier jonge Voorschotenaren worden door die bommenregen gedood. Het doel van de Duitse actie, de Zilverfabriek aan de Leidseweg, wordt niet geraakt. Achteraf zal bekend worden dat volgens de Duitse inlichtingendienst de Zilverfabriek een munitiefabriek was.

In de middag ziet het dorp zwarte wolken boven Rotterdam en in de avonduren wordt bekend dat het hart van Rotterdam plat gegooid is. Vanuit het garnizoen Leiden komt die middag een grote veldartillerie eenheid vanaf de Vink binnen rijden. Op de Leidseweg wordt halt gemaakt onder de bomen. De bewoners slepen emmers water aan als drinken voor de paarden, die de kanonnen trekken en ook voor de dorstige soldaten. Na een rustpauze gaat de colonne via de Vliet richting Ypenburg. Enige tijd daarna wordt de colonne vanuit de lucht zwaar beschoten, zodat tenslotte geen soldaat het einddoel Ypenburg bereikt.

Grote opwinding ontstaat er wanneer bekend wordt dat de regering en het vorstenhuis gevlucht zijn. Iedereen voelt zich verlaten en in de steek gelaten. Zelfs de meest fanatieke Oranjeklanten kunnen niet begrijpen dat Wilhelmina haar volk verlaat.

Als een vorm van opluchting komt via de radio het bericht van de onvoorwaardelijk overgave van het Nederlandse leger in het gehele land met uitzondering van de provincie Zeeland. Ondanks de zeer verwarrende berichtgevingen is het besef door gedrongen dat de Duitser niet tegen te houden is met over het algemeen goedwillende soldaten, bewapend met oorlogstuig uit de wereldoorlog 1914-1918. Zij hebben gevochten tegen een tot de tanden toe modern bewapend Duits leger. Enige dagen daarna wordt bekend dat drie jonge Voorschotenaren als militair in de omgeving van de Grebbeberg gesneuveld zijn. Het zijn Koenraad Wolleswinkel, Johannes Lamboo en Evert Zuidermeer. Zij hebben een eregraf op het kerkhof achter de Dorpskerk gekregen en worden vermeld op het monument aan de Koningin Julianalaan.

De volgende dag loopt het dorp uit om te kijken naar de Duitse tankbrigade, die vanuit Rotterdam via Den Haag door het dorp trekt richting de kuststrook in de omgeving van Katwijk. Een vollediggemotoriseerde colonne met daarachter een lange ’keukenploeg’ bestaande uit huifkarren, die nog wel door paarden voortbewogen worden. Kort daarna volgt een kleinere colonne, welke als standplaats krijgt Voorschoten. Het dorp is dan bezet door de Duitsers.