Reizen in de 18e en 19e eeuw:

Niet geheel van gevaar ontbloot.

Door Joop Peeters.

REGIO. In de laatste honderd en vijftig jaar is de verplaatsingsbehoefte van mensen en ook goederen zeer sterk toegenomen. Voordien lag de leef- en werkomgeving voor de meeste mensen betrekkelijk dicht bij het eigen huisje, boompje en beestje. Dat had alles te maken met het gegeven dat de mens, wanneer hij zich verplaatste, alles op eigen kracht moest verrichten. Zeg maar bij de uitvinding van het wiel, daarna twee wielen, zelfs vier wielen en de trekkracht van een dier, veelal een paard, kameel of olifant, werd de horizon van de mens vergroot en sprak men niet meer over verplaatsen, maar over reizen, die toch nog vrijwel uitsluitend ondernomen werden door machthebbers en niet door de gewone man of vrouw. Bekende machthebbers uit de geschiedenis zijn Hannibal (218 v.Chr..), die met olifanten over de Alpen trok en Alexander de Grote (356-323 v.Chr..), de koning van Marcedoni‰, die de stad Alexandri‰ stichtte. We kunnen hierbij ook Napoleon (1769-1821) noemen en het opvallendste is dat de legers van Alexander en Napoleon zich op dezelfde wijze voortbewogen door middel van de trekkracht van mens en dier.

De revolutionaire technische ontwikkelingen in de laatste honderd en vijftig jaar hebben er voor gezorgd dat vrijwel alle mensen konden gaan reizen en dat de overheid zich genoodzaakt zag tot het inrichten van beter openbaar vervoer.

Het meest veilige openbaar vervoer was in de 18e eeuw de trekschuit en daarna kwam de diligence. Een variant daarvan de postkoets, een diligence met op het dak ook nog vier tot zes zitplaatsen, werd al snel het vervoermiddel voor de drukke reisroutes. In Duitsland rijdt tijdens de weekeinden nog steeds een dergelijke postkoets in de Eifel als toeristisch vermaak. De koets gebouwd volgens originele tekeningen en nu voorzien van extra beveiligingen rijdt vier keer per zaterdag of zondag van Einruhr naar Erkelens, een afstand van ongeveer vijf kilometers door het bergachtige landschap. Er zijn nog steeds gegadigden te vinden voor een tamelijk prijzige rit met deze postkoets. Wie last van hoogtevrees heeft, moet zeker niet in die postkoets stappen. De koets wordt getrokken door twee zware paarden, die moeite hebben met de thans geasfalteerde wegen en daarom moet de koetsier regelmatig bij- remmen. De koets schudt tijdens het rijden heen en weer en dat betekent dat de passagier boven op de koets zo niet een beetje zeeziek, dan toch wel af en toe angstig worden. Voor zover bekend is er nog nimmer met deze postkoets een ongeluk gebeurd, maar in vroeger tijden verongelukte menige postkoets door op hol geslagen paarden of door wielbreuk. Reizen per postkoets was veelal wel de snelste , maar allerminst het veiligste openbaar vervoer, niet alleen vanwege de struikrovers, maar ook door de gebrekkige techniek van die tijd.

De opening van de eerste spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem in 1839 betekende een hele vooruitgang in snelheid en veiligheid. Althans dat meenden de initiatiefnemers en de spoorlijn werd al na enige jaren doorgetrokken tot Leiden. Het spoor zorgde voor een langzaam afsterven van de trekschuit en de diligence. Langzaam, want wie verhalen leest over de eerste treinreizigers, die ontdekt dat vooral de reizigers, die geen geld hadden om overdekt te reizen en genoegen moesten nemen met de open wagens, toen waggons genoemd, veel overlast hadden van de smerige, stinkende rook van de locomotief en niet alleen stinkend bij het eindstation kwamen, maar veelal ook nog met met roet besmeurde gezichten. De trein reed dan wel op gladde railstaven, maar door het ontbreken van verende bumpers verliep de reis niet geheel stootvrij. Bovendien gebeurden er nogal wat ontsporingen en zo kon het gebeuren dat een reis per trekschuit soms toch nog sneller ging. De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) kreeg een geweldige financi‰le klap te verduren op 3 oktober 1843. Die dag verongelukte op de terugweg van een proefrit van Haarlem naar Leiden de locomotief Vesta op de rolbtug over de Warmonder Leede. Het was een menselijke fout van de brugwachter, die de brug niet verzegeld had en  door het gewicht van de locomotief sloten de railstaven niet meer aan elkaar. De locomotief rolde de dijk af en de stoker kwam onder de ketel terecht en was op slag dood. Menig reiziger koos toen maar weer voor de trekschuit en de diligence. Aan alle ontsporingen kwam eerst een eind toen de HIJSM overging van breed naar normaal spoor.

Reizigers in de 18e en 19e eeuw, die gebruik maakten van het toenmalige openbaar vervoer, moeten wel heel moedige mensen geweest zijn. De uitvoerders van het openbaar vervoer waren avonturiers. Zij meenden geld te kunnen verdienen, maar tot aan de dag van vandaag heeft nog niemand ooit een cent kunnen verdienen aan de exploitatie van een openbaar vervoerlijn.

Foto: De opening van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem met de verschillende mogelijkheden voor vervoer.